Motieven
In
het boek De Aanslag van Harry Mulisch komen vele
motieven voor. Deze motieven spelen een belangrijke rol in het
verhaal en in het leven van hoofdpersonage Anton Steenwijk.
Er
zijn voornamelijk verhaalmotieven. Deze vormen verbanden tussen
verschillende passages en vormen hierdoor een soort van eenheid. Het
grootste motief is het steenmotief.
Dit
motief keert enorm veel terug in het boek. Een eerste voorbeeld van
het steenmotief is het belang van de dobbelsteen inDe Aanslag.
De dobbelsteen vormt een rode draad in het verhaal. Dit voorwerp komt
een eerste keer voor in het begin van het verhaal, wanneer de familie
Steenwijk samen een gezelschap spel speelt (Mens-erger-je-niet) en
Anton bij de schoten voor zijn huis de dobbelsteen in zijn broekzak
stopt. De dobbelsteen komt nog verscheidene keren terug, in de cel
bij de Ortskommandantur en op het einde van het boek bij Antons
verblijfplaats in Toscane. De dobbelsteen keert in het verhaal terug
wanneer Anton een belangrijke beslissing neemt, zoals in het begin
bij de aanslag. De dobbelsteen staat dus eigenlijk symbool voor het
toeval en het lot dat Anton gedurende zijn leven meemaakt en de
beslissingen die Anton moet nemen. Zo is het bijvoorbeeld toeval dat
hij al die mensen tegenkomt die iets met de aanslag te maken hadden
en zo is het ook toeval dat de aanslag net voor zijn huis plaatsvond,
of dat de aanslag zelfs plaatsvond. In zijn huis in Toscane, enkele
tientallen jaren later, ziet hij dan een aansteker in de vorm van een
dobbelsteen, wat een crisis veroorzaakt bij Anton.
Er
komen nog vele andere aanwijzingen naar het steenmotief terug in het
boek. Een voorbeeld hiervan is wanneer Anton Fake Ploeg Jr. tegenkomt
en hem in zijn kot uitnodigt. Er waren rellen aan de gang in
Amsterdam, tegen de communisten, wanneer Anton Fake Ploeg tegenkomt.
Fake Ploeg had een steen vast die hij naar de oppositie wou smijten,
maar op Antons kot ontstond er een discussie over de schuldige aan de
dood van Antons ouders. Fake Ploeg gooit met de steen dan Antons
spiegel stuk. Fake wilt het verleden achter zich laten, terwijl Anton
nog in het verleden leeft en alles wilt verklaren.
Verder
zijn er nog kleinere verwijzingen naar het steenmotief, namelijk de
familienaam van Anton, de voornaam van Antons broer en vader, Peter,
wat rots of steen betekent, de plaats waar Anton zijn eerste vrouw
heeft leren kennen, was aan de Stone of Scone in Londen, enzovoort.
Een
ander motief is de schuldvraag. Wie is er schuldig aan de
moord op zijn ouders en broer? Dit is de vraag waar Anton in
het boek mee worstelt en waarover hij spreekt met de mensen die hij
tegenkomt.
Een
eerste gesprek over de schuldvraag is dat met Fake Ploeg Jr. Ze
houden een discussie over wie al dan niet schuldig is aan de moord.
Fake Ploeg steekt het op de verzetsstrijders, die zijn vader vermoord
hebben, terwijl Anton het op de Duitsers steekt die zijn huis in
brand gestoken hebben.
Een
tweede gesprek over de schuldvraag wordt gehouden tussen Anton en Cor
Takes, degene die Fake Ploeg neerschoot.
Een
derde en laatste gesprek over de schuldvraag houdt Anton met Karin,
het meisje die met haar vader het lijk verplaatste van hun huis naar
het huis van de familie Steenwijk. In deze scène vertelt Karin haar
kant van het verhaal.
Uit
deze discussies blijkt dat de schuldige nooit zal bekend worden en
dat de schuldige voor iedereen verschillend is. De schuldige in De
Aanslag is een abstract begrip, omdat deze uit verschillende
perspectieven steeds iemand anders is.
Verder is er ook het vuur- en asmotief. Dit komt een eerste keer voor bij de aanslag zelf, namelijk wanneer de Duitsers het huis van de familie Steenwijk in brand staken. Het huis wordt helemaal platgebrand en enkel as blijft over. In dit motief staat het vuur symbool voor de vernietiging die wordt aangericht en de as voor de gevolgen die deze vernietiging met zich meedraagt. Zie hierbij ook het citaat in het begin van het boek, "Overal was het dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht". Dit citaat werd geschreven door Plinius, bij de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius op Pompeii. Deze vulkaanuitbarsting kan dus vergeleken worden met de brandstichting in het huis van Anton.
Dan zijn er nog kleinere verwijzingen naar dit motief, namelijk de ketel die ontploft in Antons kot, de auto die brandend wordt achtergelaten bij zijn escorte naar Amsterdam, de tafelaansteker in zijn huis in Toscane, enzovoort.
Bij elk van deze verwijzingen komt Anton weer in contact met het verleden, met de aanslag.
Een ander opvallend gegeven is dat Harry Mulisch ervan houdt verborgen berichten in zijn boek te verstoppen, voornamelijk door met de woorden te spelen. Kijk maar naar de namen van de vier huizen die in het begin van het boek worden uitgelegd, Welgelegen, Buitenrust, Nooitgedacht en Rustenburg. Elk van deze namen heeft een dieperliggende verklaring. Welgelegen wordt zo genoemd omdat ze ver van de aanslag gelegen zijn, ze hebben er eigenlijk niets mee te maken. Buitenrust wordt zo genoemd omdat er eigenlijk alles behalve rust aanwezig is, het lijk werd hier naartoe verplaatst, wat voor onrust zorgt. Nooitgedacht wordt zo genoemd omdat de buren nooit verwacht hadden dat het lijk verplaatst zou worden. Het lijk van Fake Ploeg lag oorspronkelijk hier neer, maar de familie Korteweg verplaatste dit dan naar Buitenrust. Rustenburg wordt zo genoemd omdat er hier wel rust aanwezig is, omdat het lijk niet hier werd gelegd. Het lijk kon niet naar hier verplaatst worden omdat er Joden verborgen gehouden werden.
Een ander voorbeeld van het woordspel motief zijn de namen Cor Takes en Truus Coster, het koppel dat Fake Ploeg neerschoot. Als je hun initialen neemt, namelijk CT en TC, vormen deze een chiasme.
Mulisch probeert ook graag elegante synoniemen van woorden te vinden.
Verder is er ook het vuur- en asmotief. Dit komt een eerste keer voor bij de aanslag zelf, namelijk wanneer de Duitsers het huis van de familie Steenwijk in brand staken. Het huis wordt helemaal platgebrand en enkel as blijft over. In dit motief staat het vuur symbool voor de vernietiging die wordt aangericht en de as voor de gevolgen die deze vernietiging met zich meedraagt. Zie hierbij ook het citaat in het begin van het boek, "Overal was het dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht". Dit citaat werd geschreven door Plinius, bij de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius op Pompeii. Deze vulkaanuitbarsting kan dus vergeleken worden met de brandstichting in het huis van Anton.
Dan zijn er nog kleinere verwijzingen naar dit motief, namelijk de ketel die ontploft in Antons kot, de auto die brandend wordt achtergelaten bij zijn escorte naar Amsterdam, de tafelaansteker in zijn huis in Toscane, enzovoort.
Bij elk van deze verwijzingen komt Anton weer in contact met het verleden, met de aanslag.
Een ander opvallend gegeven is dat Harry Mulisch ervan houdt verborgen berichten in zijn boek te verstoppen, voornamelijk door met de woorden te spelen. Kijk maar naar de namen van de vier huizen die in het begin van het boek worden uitgelegd, Welgelegen, Buitenrust, Nooitgedacht en Rustenburg. Elk van deze namen heeft een dieperliggende verklaring. Welgelegen wordt zo genoemd omdat ze ver van de aanslag gelegen zijn, ze hebben er eigenlijk niets mee te maken. Buitenrust wordt zo genoemd omdat er eigenlijk alles behalve rust aanwezig is, het lijk werd hier naartoe verplaatst, wat voor onrust zorgt. Nooitgedacht wordt zo genoemd omdat de buren nooit verwacht hadden dat het lijk verplaatst zou worden. Het lijk van Fake Ploeg lag oorspronkelijk hier neer, maar de familie Korteweg verplaatste dit dan naar Buitenrust. Rustenburg wordt zo genoemd omdat er hier wel rust aanwezig is, omdat het lijk niet hier werd gelegd. Het lijk kon niet naar hier verplaatst worden omdat er Joden verborgen gehouden werden.
Een ander voorbeeld van het woordspel motief zijn de namen Cor Takes en Truus Coster, het koppel dat Fake Ploeg neerschoot. Als je hun initialen neemt, namelijk CT en TC, vormen deze een chiasme.
Mulisch probeert ook graag elegante synoniemen van woorden te vinden.
Naast
de verhaalmotieven, die puur inhoudelijk zijn, komen er ook abstracte
motieven voor in het boek. Zo is de schuldvraag een abstract motief,
maar ook het thema van o.a. liefde en de dood. Deze spelen een
belangrijke rol in Antons leven, omdat door de dood van zijn ouders
zijn zoektocht ontstaat en hij bij zijn oom moet intrekken. Liefde is
bij Anton een soort van Oedipuscomplex, hij baseert zijn ideaal
vrouwelijk beeld op Truus Coster in de cel, die voor hem een soort
moeder is. Deze vrouw troostte hem, wanneer hij net van zijn moeder
gescheiden was, en hij werd verliefd op Saskia, omdat zij hem deed
denken aan Truus Coster en dus aan zijn moeder.
Door
deze motieven kunnen we de dieperliggende boodschappen achterhalen,
maar we zullen nooit precies weten wat Harry Mulisch hier exact mee
wou uitdrukken en in hoeverre deze verwijzen naar het leven van Harry
Mulisch en wat hij allemaal heeft meegemaakt. Wel is het voor ons als
lezer enorm interessant, we kunnen ons in het boek verdiepen en zo
kan de lezer zelf delen erbij verzinnen en de redenen waarom Mulisch
bepaalde dingen schreef proberen te verklaren.